Behandelingen bij Tandgenoten
- Remming van de demineralisatie
Door de aanwezigheid van fluoride in de tandplaque wordt de ontkalking van het glazuur
geremd, dat wil zeggen er kan minder tandmateriaal oplossen.
- Bevordering van de remineralisatie
De snelheid waarmee mineraal weer in de tand neerslaat wordt verhoogd. Er is dus meer
remineralisatie na een zuuraanval.
- Fluoride wordt ingebouwd
Hierdoor treedt vooral kort na de doorbraak een kwalitatieve verbetering van het
glazuur(maturatie) op, waardoor het glazuur minder oplosbaar wordt.
- Remming van de zuurvorming
De zuurvorming door bacteriën wordt in aanwezigheid van fluoride geremd, met als gevolg dat de ‘zuuraanval’ iets minder sterk wordt. Deze werking is minder belangrijk dan de overige.
Fluoride geeft ook goede bescherming aan poreus glazuur dat in de maturatiefase (dit is de perio- de kort na doorbraak) verkeert, carieus is of beschadigd is door zuur. Fluoride is effectiever als het lang in de mond achterblijft. Het kan achterblijven in het speeksel, de tandplaque en als neerslag op de tand zelf. Een klein deel van het fluoride in de tandplaque is aanwezig als vrije fluoride- ionen, terwijl de rest van het fluoride in tandplaque reversibel is gebonden en dus weer kan vrij-
komen. Als de fluorideconcentratie van een toepassing hoog is, zoals bij een fluoride-applicatie, ontstaat er een depot van calciumfluoride in het glazuur. Door het langzaam oplossen van dat calciumfluoride komen fluoride-ionen vrij die in het glazuur kunnen worden ingebouwd. Tevens wordt in aanwezigheid van vol- doende calcium en fosfaat vanuit de plaque of het speeksel de (re)mineralisatie bevorderd. Bij de cyclus van de- en remineralisatie, waarbij remineralisatie de overhand heeft, wordt de tand voortdurend sterker: het best oplosbare tandmineraal lost het eerst op en wordt vervangen door minder oplosbaar materiaal.
Bovenstaande informatie is afkomstig uit het advies cariëspreventie van het Ivoren Kruis.